Als mensen een kindje hebben gekregen zijn ze vaak stil van verwondering. Dankbaarheid voor het nieuwe leven maakt hen intens gelukkig. Als ouders ervoor kiezen om aan hun kind een gelovige opvoeding mee te geven, dan begint dit meestal met de viering van het doopsel.
Bij de doop zijn behalve de dopeling ook ouder(s) en peetouder(s) aanwezig. Het uitspreken van de doopbeloften vormt een onderdeel van de doopviering. Omdat de dopeling vaak nog niet voor zichzelf kan spreken, doen de ouders en peetouders dit. Vervolgens wordt de geloofsbelijdenis uitgesproken en daarna wordt de dopeling gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Tijdens de doopviering zijn er een aantal vaste gebruiken. Het dopen met water is een verwijzing naar Jezus die zich door Johannes liet dopen in de Jordaan. Het water staat symbool voor de zuiverende werking. Met Chrisma wordt er een kruisje gezet als teken van verbinding met de Heilige Geest, symbool voor levenskracht en bescherming. De vlam van de Paaskaars geeft Jezus’ leven, licht en liefde weer. De doopkaars wordt aangemaakt vanaf de Paaskaars ten teken voor het licht dat de dopeling mag zijn voor andere mensen. En het doopkleed dat opgelegd wordt is tot symbool van zuiverheid en oprechtheid.
Elk nieuw leven blijft een wonder. Het doopsel is een goede gelegenheid om God te danken voor het pasgeboren kind en om zijn zegen en bescherming te vragen en op te nemen in de geloofsgemeenschap van de kerk.
Ook volwassenen die deel uit willen maken van de geloofsgemeenschap zijn van harte uitgenodigd om het Doopsel te ontvangen.